Selma Hertzberger-Roos
Rotterdam, 18 september 1878
Tröbitz, 25 april 1945
|
Andreas Hertzberger
Eindhoven, 14 april 1874
Bergen-Belsen, 8 mei 1944
|
|
Zie ook: Jenny Hertzberger-Gold (1996), De Familie Hertzberger in Nederland.
Andreas Hertzberger werd geboren op 14 april 1874 als zoon van Emanuel Hertzberger
en Rosette Engeltje Hartogensis. Hij was de derde van in totaal zeven
kinderen: Joseph (1869) en Leopold (1871) waren hem voorgegaan, en na
André, zoals zijn roepnaam luidde, werden nog twee broertjes en twee zusjes
geboren: Henriette (1875), Jacques (1877), Frederika (1878) en Maurits
(1882).
Reeds
op twaalfjarige leeftijd ging André aan het werk in de Eindhovense
confectiefabriek van zijn vader, waar hij tot zijn 24e jaar werkzaam
bleef. In 1898 startte hij zelf een confectiefabriek in Eindhoven. Een jaar
later, op 18 mei 1899, trouwde hij met Selma Roos, geboren op 18 september
1878 in Amsterdam als vijfde kind van Isaac Roos en Elisabeth Ossendrijver.
Ze kwam uit een groot gezin: Rozette (1871), Adolf (1872), Jeanne (1873) en
Joseph George (1877) waren ouder dan zij, en als hekkensluiter volgde in
1882 nog zusje Josephina. Daarnaast had haar vader al vier zoons en een
dochter uit zijn eerste huwelijk, dat in 1870 was geëindigd toen zijn vrouw
overleed.
Tien maanden na hun trouwdag schonk Selma het leven aan hun eerste kind:
een zoon, Isidoor. Een jaar later werd het gezin uitgebreid met de geboorte van
een dochter, Rozette Engeltje. Dochter Elisabeth Evelina volgde in 1904,
zoon Emanuel in 1907.
|
De
Eindhovense confectiefabriek bleef bestaan toen André en Selma in 1909 met
hun kinderen naar Amsterdam verhuisden en zich vestigden aan de Prins
Hendrikkade 172, vlakbij het Centraal Station. Enkele maanden later liet
André een fabriek bouwen in de nabijgelegen Foeliestraat, die begon met 75
man personeel en die zowel dames-, heren- als kinderkleding produceerde voor
im- en export. Vijf jaar later vestigde de fabriek zich in een groot pand
aan de Prins Hendrikkade 141. Het gezin is dan inmiddels uitgebreid met nog
een zoon, Salomon Adolph, Salco genaamd, die geboren is op 24 maart 1913.
Ruim drie jaar later volgt nog een dochter, Henriëtte.
André
reist veel: voor zijn zaak moet hij regelmatig overal in Europa zijn, maar
als overtuigd zionist probeert hij ook altijd één keer per jaar het Britse
mandaatgebied Palestina te bezoeken. Hij koopt daar land voor twee van zijn
kinderen. In 1936 verhuist het gezin, waarvan alleen de jongste twee
kinderen nog thuis wonen, naar de Apollolaan 90 huis in Amsterdam-Zuid.
De jongste kinderen Hertzberger: Salco en
Henriëtte
Naast
zijn drukke baan is André ook een maatschappelijk zeer betrokken man: hij
is voorzitter van de financiële commissie van de Nederlands-Israelitische
Hoofdsynagoge in Amsterdam, regent van het Centraal Israelitisch Wees- en
Doorgangshuis in Leiden, bestuurder van het Tehuis voor Israelieten in
Nederland te Gouda, voorzitter van de Vereniging tot Hulp aan Minvermogende
Wezen, de Vereniging Steun aan Doortrekkenden en de Nieuwe Israelitische
Kiesvereniging. Daarnaast is hij penningmeester van de permanente commissie
voor Algemene Zaken van het Nederlands-Israelitisch Kerkgenootschap en is
hij tot 1 januari 1937 voorzitter van het Vluchtelingencomité
voor Duitsche Joden.
|
Zelfs
in november 1942, als de deportaties al in volle gang zijn en het net zich
steeds strakker begint te sluiten, doet hij nog wat hij kan om te zorgen
dat het Joodse weeshuis financieel niets tekort komt. Ook Selma is actief
in het liefdadigheidswerk als voogdes van het Joodse weeshuis.
André
en Selma wonen dan inmiddels al niet meer op de Apollolaan: in september
1940 zijn ze verhuisd naar Minervalaan 77 huis, niet ver van hun oude
woning vandaan. De jongste kinderen Salco en Henriëtte zijn begin 1940 ook
getrouwd en hebben het ouderlijk huis verlaten. In dit huis op de
Minervalaan, hun laatste adres voor deportatie, schrijft Selma in de nacht
van 22 op 23 november 1942 een afscheidsbrief
aan haar kinderen, waarin ze hen op het hart drukt zich nergens schuldig
over te voelen en in de toekomst altijd voor elkaar klaar te staan.
Op 20 juni 1943,
bij de grote razzia in Amsterdam-Zuid, worden ook André en Selma opgehaald
en naar Westerbork gebracht. Hier blijven ze tot 5 april 1944, als hun
beider namen op de transportlijst naar Bergen-Belsen staan. André overlijdt
hier een maand later, op 8 mei 1944. Selma is nog in leven als de
bevrijding nadert. Als de Britse troepen dichterbij het kamp komen, worden
duizenden gevangenen met drie goederentreinen afgevoerd. Selma zit in de
laatste trein, die bekend zal worden als ‘het verloren transport’. De
bestemming is Theresiënstadt, maar hier komt geen van de treinen ooit aan.
Wekenlang rijdt Selma’s trein tussen de frontlinies door met ruim 2500
inzittenden aan boord. Op 23 april 1945 wordt de trein nabij Tröbitz
achtergelaten door de Duitsers en door de Russen bevrijd. Vele inzittenden
sterven na de bevrijding nog aan honger, ziekte en ontbering: zo ook Selma.
Twee dagen na haar bevrijding, op 25 april 1945, overlijdt ze in het
plaatsje Tröbitz.
Zes van de zeven
kinderen van André en Selma overleven de oorlog. Hun dochter Rozette, Zus
genaamd, wordt met haar man en kind begin 1943 in Auschwitz vermoord.
Andreas
Hertzberger werd 70 jaar. Selma Hertzberger-Roos werd 66 jaar.
|